Eigen traditionele gevelsteen voor sieradenontwerper Anneke Schat

Uit het Parool van 22 maart 2021, 9:27

Anneke en Rudolph Schat, die zestig jaar op Spiegelgracht 20a woonden, onthullen de gevelsteen  – een eerbetoon aan hen. ‘Krankzinnig leuk,’ aldus Anneke. Beeld Nosh Neneh
Anneke en Rudolph Schat, die zestig jaar op Spiegelgracht 20a woonden, onthullen de gevelsteen – een eerbetoon aan hen.
‘Krankzinnig leuk,’ aldus Anneke. Beeld Nosh Neneh

Anneke Schat, Boudewijn Jansen en Tobias Snoep zijn mensen die een traditie niet schuwen.

Snoep (63) is Amsterdams laatste gevelsteenmeester. Jansen (77) is kunstliefhebber met een opvallende hobby: koopt hij een huis, en dat gebeurt weleens, dan voegt hij er altijd iets aan toe. En Schat (78) huisde zes decennia aan de Spiegelgracht en bouwde daar in haar atelier aan een sieradenoeuvre dat wordt bewonderd van het Rijksmuseum tot in Tokio.

Deze drie kwamen bijeen door een herenakkoord tussen Rudolph Schat (81), Annekes man, en Jansen. Jansen en zijn vrouw, Yvette van Dishoeck (53), kochten al jaren sieraden bij Anneke Schat, en mede omdat ze om de hoek woonden, ontwikkelde zich een vriendschap.

Anneke Schat: “Hun zoontje Boudie klom op zijn vierde al achter mijn werkbank en begon meteen te zagen en te kloppen.” Van Dishoeck: “Samen met Anneke zat hij daar ­regelmatig te tikken en te hameren, klopt. De enige die ooit met Anneke heeft samengewerkt.” Anneke ­bedacht dat Boudie, nu 14 jaar, er later eigenlijk zou moeten kunnen wonen, wanneer hij gaat studeren.

Op een dag zei Jansen tegen Rudolph Schat: ga je dit pand ooit verkopen, dan gaan wij eerst samen praten, anders komt er een soepwinkel of wafeltent in. We moeten de buurt een beetje in ere houden. Daarop zei Schat: zodra het opportuun is, meld ik het.

Rudolph zegt nu: “Boudewijn is een man van zijn woord, dus is het goed gekomen.” Jansen: “Een ouderwets gentlemen’s agreement, gebaseerd op vertrouwen.”

Tobias Snoep (links), Anneke Schat (in het geel), Rudolph Schat (achter haar) en Boudewijn Jansen (rechts) bekijken de gevelsteen na de onthulling. Beeld Nosh Neneh
Tobias Snoep (links), Anneke Schat (in het geel), Rudolph Schat (achter haar) en Boudewijn Jansen (rechts) bekijken de gevelsteen na de onthulling.Beeld Nosh Neneh

Een jaar geleden vond de overdracht plaats, vertrokken de Schats definitief naar de Veluwe (waar ze al sedert 1978 een huis hebben), en begon Jansen aan de verbouwing van Spiegelgracht 20a.

Toen Jansen en Van Dishoeck op een avond een glaasje wijn dronken, borrelde er een idee op. Van Dishoeck: “Ze namen toch met weemoed afscheid, na daar zestig jaar mooi werk te hebben ­gemaakt, en wij wilden dat eren.” Jansen: “Ik dacht: zo’n gevelsteen, dat is toch wel leuk. Dus ik naar Tobias Snoep, en die is zelf met het ontwerp gekomen. Hij begreep het echt, en meteen. Een goeie interpretatie van haar kunst.”

Windveren

Al gaan de Jansen-Van Dishoecks niet zelf aan de Spiegelgracht resideren (waarover later meer), dit eerbetoon aan Schat was een eenmalige kans. Snoep, Amsterdams laatste gevelsteenmeester, sloeg aan het schetsen, hakken en lakken. Het resultaat: een aantal gouden windveren (een van Schats handelsmerken) en het woord ‘schat’ op een witte achtergrond.

Anneke Schat, die tot de plaatsing woensdag de steen nog niet had gezien, zegt over het gebaar van Jansen: “Ik sta perplex, verrast, ik zou er in geen honderd jaar aan hebben gedacht. Toen Boudewijn het vertelde, vond ik het meteen krankzinnig leuk.”

Anneke en Rudolph Schat woonden sinds april 1960 aan de Spiegelgracht, aanvankelijk zonder te zijn getrouwd. “Zo lang daar blijven wonen was heel normaal, iedereen bleef er veertig jaar. De volwassen takken van de bomen hingen over het water, het was een dromerige, prachtige gracht.” Het stel trouwde in 1963. “Ik ben de naam Schat meteen gaan gebruiken, want als je edelsmid bent, is dat wel mooi dubbelzinnig,” zegt Anneke Schat (geboren Portegijs).

“Ik ging naar de Rietveld in de Gabriël Metsustraat, dan fietste ik onder het Rijksmuseum door, en dan was ik bij Rudolph. Eerder zat ik achter het museum op de Montessorischool, dus vanaf mijn twaalfde ben ik onder het Rijksmuseum door gefietst, en nu hangt mijn werk erin.”

Volendammer poppen

In 1965 kwam Schat van de Rietveld Academie – toen nog Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs geheten. “Ik ben meteen begonnen, op eenhoog voor, ik was niet te houden. Ik had een vak gekozen dat me helemaal op het lijf was geschreven, ik vond het geweldig. Ik popelde, ik was echt van plan de mooiste sieraden van de wereld te maken. Van huis uit was ik niet gebonden aan conventies. Wat ik voor ogen had, dat kon ik maken. Niets was te groot of te gek. Dat gaf me vleugels.”

De gevelsteen is een goud-witte, gevederde steen met daarop ‘SCHAT 1960-2020.’ Gouden windveren zijn een van de handelsmerken van sieradenontwerper Anneke Schat. Beeld Nosh Neneh
De gevelsteen is een goud-witte, gevederde steen met daarop ‘SCHAT 1960-2020.’ Gouden windveren zijn een van de handelsmerken van sieradenontwerper Anneke Schat.Beeld Nosh Neneh

“Beneden zat toen nog oma Soetebier, een oude dame die Volendammer poppen maakte met zes, zeven onderrokken, prachtig. Ze verwarmde melk op een omgekeerd strijkijzer in een caféinterieur van voor de oorlog. ‘Kind,’ zei ze, ‘op die etage krijg jij geen klanten.’ Ik mocht in haar etalage een sigarenkistje zetten, vier juwelen erop, tussen de Volendammer poppen, de molentjes en de klompjes. Toen begonnen mensen aan te bellen.”

Rudolph Schat: “Zo begon het. Dat kan allemaal niet meer, tegenwoordig moet je een businessplan hebben.”

Anneke Schat: “Ik ben zo iemand die denkt: het kan ­altijd. Je moet begeesterd zijn, bevlogen. Ging de verkoop niet goed, dan dronken we een glaasje water, en in het weekeinde hadden we een fles melk, witte bolletjes met kaas en leverworst. Niks meer, niks minder. Wij hoefden geen auto te rijden. Praten over de toestand in de wereld vond ik altijd waardevoller dan een tientje meer.”

Shaffy en Sonneveld

Al snel brak Schat door: “Mijn werk was opvallend, het ging meteen internationaal. Op een tentoonstelling in Berlijn kreeg ik een eervolle vermelding. Dat kwam in alle kranten. Dat ontwerp staat nu in het Rijksmuseum, bij de Special Collections.”

Na 1971 kochten de Schats met hulp van familie het hele pand. “We hebben de deur beneden opengezet, dan hoefden de mensen niet meer het trapje op.”

Ze herinneren zich een levendige tijd aan de gracht. Anneke Schat: “Mathilde Willink liep langs, Shaffy, Sonneveld, Loe de Jong, Simon Carmiggelt zwalkte langs. Van Willemsordedragers tot Marcus Bakker van de CPN: alles zat bij mij aan tafel.”

Schats filosofie hielp daaraan mee: “Ik wil dat je van je eerste salaris iets bij mij kunt bemachtigen. Vroeger was dat 30 gulden, nu 150 euro. Ik heb altijd een lage drempel gehad. Bij mijn openingen keek iedereen naar de sieraden van iedereen, er was geen onderscheid tussen goud en multiples (werken waarvan er meer dan één zijn), dat vind ik een overwinning.”

Familiehuis

Net als gevelsteenmeester Snoep beheerst Schat het hele proces – van schets tot kunstwerk. “Mijn hoofd zit niet in sieraden, mijn hoofd zit bij de beeldhouwers en de schilders. Ik ben een kunstenaar, maar ik beheers de techniek. Je moet de vlam kennen, de soldeerpunten, de constructiepunten. Eerst het skelet, daarna ga ik dansen. Je moet je adem over het kunstwerk laten gaan.”

Vanaf 1975 ontwerpt Schat elk jaar de Televizier-Ring. Haar werk hangt in musea van Amsterdam via Tokio tot in Amstelveen. In 2005 werd ze geridderd – wat vindt ze eigenlijk van het ontwerp van de koninklijke onderscheiding? “Ha, ja, nou: klassiek, authentiek. Heel erg 1880, het jaar waarin ons huis op de Spiegelgracht werd ­gebouwd.”

Rudolph Schat: “Ik heb het huis destijds van vier broers overgenomen, en nu gaat het weer naar vier kinderen, zo is en blijft het echt een familiehuis.”

Jansen: “Het is een heel mooi hoekje, zeven ramen per etage en alle zeven kijken ze uit op de gracht. We hebben het verbouwd tot vier appartementen, en beneden een winkel.”

Van Dishoeck: “Dat was een van de redenen dat de Schats het aan ons wilden verkopen: het komt van vier broers, en het blijft in een familiehand.”

Anneke Schat: “Het geeft echt een goed gevoel.” Dan, kijkend naar haar gevelsteen: “Ik vind de keuze van Tobias Snoep voor het ontwerp hartstikke goed. Mijn moleculen, die kleine bolletjes die het geheel bijeenhouden, dat je die terugziet, dat is helemaal super.”

Jansen: “Gevelstenen zijn de kleinste ­juweeltjes van de stad. Je moet op een halve vierkante ­meter een verhaal uitbeelden. En het is toch leuk als je hier over tweehonderd jaar loopt en je ziet die steen met een Schat erin.”

Nog even dit…

Nieuwe tijden vragen om een gids waar je op kunt vertrouwen en die je energie geeft. Het Parool biedt een onafhankelijk journalistiek geluid vanuit de hoofdstad, de plek waar Nederland en de wereld in elkaar schuiven. Een Amsterdamse krant met een een verbindende rol in de stad. Of het nu over de coronacrisis gaat of de woningmarkt, de kwaliteit van eten of Ajax. Het Parool schrijft erover, met verstand van zaken en zonder enige terughoudendheid. Kritisch, helder en open van geest.