HET KERSTPAROOL 2020 pagina 154
door DYLAN VAN EIJKEREN
2020 was ook het jaar waarin stadsbeeldhouwer Hildo Krop geëerd zou worden, maar dat kwam niet helemaal lekker uit de verf. Zijn opvolger, Tobias Snoep (63), hield het stenen vaandel echter hoog. ‘Je moet iets willen nalaten.’
Stel: de voorkant van je historisch grachtenhuis heeft een leuke gevelsteen die in de loop der eeuwen wat verweerd is geraakt. Wie bel je dan? Of je hebt je eigen grafsteen ontworpen en vraagt je af wie het beeldhouwwerk gaat doen. Of je bent de stichting Stadsherstel en je wilt een gevelbekroning op een Cromhouthuis laten plaatsen. Wie bel je?
In al deze gevallen bel je met de firma Snoep & Vermeer, al 34 jaar Amsterdams specialist in restauratie, onderhoud en herstel van stoepen, kloosterportalen, beelden, festoenen, bordessen, timpanen, gevelstenen, hogels, dievenklauwen en andere vooral natuurstenen zaken.
Stel: je bent nog wat ambitieuzer en je wilt een geheel nieuwe gevelsteen laten ontwerpen, uitvoeren en plaatsen, zoals in het geval van kunstenaar-goudsmid Anneke Schat. Voor het pand aan de Spiegelgracht waarin de ontwerper van de Televizier-Ring decennialang was gevestigd, was een gevelsteen vereist, dus daar verscheen Tobias Snoep ten tonele. Snoep heeft er in zijn atelier in de Reggestraat in de Rivierenbuurt net de laatste hand aan gelegd: een steen met vergulde windveren, een van de handelsmerken van Schat, en het woord ‘schat’. Je moet het weten om te zien dat deze gevelsteen niet dateert uit de Gouden Eeuw, maar van vorige week.
Tobias Snoep – zo Amsterdams als, zeg, het Centraal Station (dat hij van 1991 tot en met 1993 met een ploegje van vijf medewerkers restaureerde) – is een van de laatste restaurators van de stad. “Ik heb,” zegt Snoep met de bedachtzaamheid waarmee hij waarschijnlijk ook in marmer hakt, “een goede invulling aan mijn leven willen geven. Een stad vaart wel bij het behoud van historisch erfgoed, en in het bijzonder bij het conserveren van kleine, geestige, ornamentele verrassingen.”
Stenen tellen
Het heeft weinig zin Stoep te vragen naar aantallen, zoals: hoeveel gevelstenen restaureerde u al, of: hoeveel reliëfs nam u onder handen? De stad is Snoeps palet, al vroeg hij zich de nacht voor het gesprek met Het Parool in zijn bed wel even af hoeveel gevelstenen hij nu eigenlijk zelf heeft ontworpen en gemaakt. “In plaats van schaapjes ben ik stenen gaan tellen, ik ben bij 65 in slaap gevallen.”
Silvie Lucas (61), sinds 2009 zelfbenoemd ‘vliegende keep’ bij Snoep & Vermeer, beaamt dat het werk zich bij de firma als een soort doorlopende hekgolf aandient. “Er zijn te weinig restaurators in de stad.” Snoep: “Ik kan ze niet opleiden, want dat kost ook tijd.” Lucas: “Alles loopt hier altijd over van het één in het ander.”
Silvie Lucas administreert, plant, agendeert, factureert, rent en vliegt; veel tijd om eens te bezinnen of achterom te kijken, blijft er niet over. Vanochtend hebben Lucas en Snoep een soort repetitie-interview gehouden, want wat zijn nou eigenlijk de hoogtepunten uit drieënhalf decennium Snoep & Vermeer? Hop, in de puinbak
In den beginne van Snoeps loopbaan, in 1980, was er het restauratieatelier Uilenburg, waar zestien mannen beeldhouwden, hout schaafden, stenen hakten, marmer beitelden, verf kwastten en lood goten. Snoep: “Ik zag in het Polygoon-journaal hoe een gevelbekroning werd geplaatst in de Kerkstraat, op een koetshuis, aan de achterkant van de Keizersgracht. De schellen vielen me van de ogen. Toen ik daarna in het middeleeuws aandoende atelier op Uilenburg kwam, wist ik meteen: hier hoor ik thuis.”
Dat Snoep en Lucas het zo druk hebben (medenaamgever Wim Vermeer overleed medio jaren negentig), is niet vreemd: stond de stad veertig jaar geleden nog een hele werkplaats met handenvol mankracht ter beschikking, nu is het Snoep in z’n eentje. Bovendien kregen oude bouwsels indertijd veel minder aandacht, geld en liefde toebedeeld. Snoep: “In mijn beginjaren werd alles nog “hop, zo in de puinbak gegooid.” Alles was ouwe troep, niemand had interesse. Ik heb weleens enorme albasten schalen bij het Victoria Hotel opgehaald.”
Over hoogtepunten gesproken: inmiddels is er veel meer aandacht voor de historie van de stad, en als Snoep ergens van geniet, is het wel van ‘het hele proces’. Van het opgraven van ornamenten, het opsporen van de geschiedenis, het maken van een restauratieplan, het hakken en mortelen, het schaven, lakken en uiteindelijk plaatsen van bijvoorbeeld het enorme timpaan van het Heerenlogement aan de Grimburgwal – “Het Amstel Hotel van de zeventiende eeuw”.
Een goede invulling geven aan het leven, dat wil iedereen. Dat het Snoep gegeven was, verbaast hem nog steeds. “Door allerlei toevalligheden heb ik op Uilenburg het vak in de hele breedte geleerd. Ik woonde nog bij mijn ouders, dus er was geen noodzaak om meteen geld te gaan verdienen. Het werkte daar een beetje à la het oude gildesysteem. Ik heb er zes jaar rondgelopen.”
Een van zijn laatste taken op Uilenburg was het uithakken van een van de twee gevleugelde sfinxen van Hans ‘t Mannetje, die sinds 1982 de ingang van het Wertheimpark bewaken. “Daar werkte ik een heel jaar aan, dat was een massief marmerblok van twintig ton, ruim twee bij twee bij twee meter.” Op Uilenburg was Hans ‘t Mannetje (1944-2016) Snoeps leermeester. ‘t Mannetje had het vak op zijn beurt geleerd van de bekende stadsbeeldhouwer Hildo Krop (zie kader: ‘Geleerd van Hildo Krop’) en was het atelier op Uilenburg eind jaren zestig begonnen.
Veel bukken
Snoep: “Je moet over een aantal eigenschappen beschikken om dit werk te kunnen doen. Geduld, artisticiteit, nieuwsgierigheid, geestdrift. Je moet iets na willen laten ook, en het is fysiek vrij zwaar. Bovendien helpt het als je niet zo lang bent, anders moet je wel erg veel bukken.”
In 1986 ging de firma van start, toen nog met Wim Vermeer, een oud-collega van Snoep op Uilenburg. Na het overlijden van Vermeer zette Snoep de zaak onverdroten verder, wat de vraag opwerpt of hij dan, net als Krop en ‘t Mannetje, een soort natuursteen-homo universalis is. “Ik werd toen wel de vliegende keep, ja,” zegt Snoep Lucas na. Lucas, breeduit grijnzend: “We zijn uit hetzelfde steen gehouwen.”
Inderdaad, beaamt Snoep peinzend: “Ik ben van alle markten thuis. Ach, ik heb gewoon een goede basisopleiding gehad.” Dat van al die markten kan wat onbescheiden klinken, maar kijk dan: van het tekenen tot het inmetselen van een gevelsteen, van het restaureren van het Centraal Station tot het Jerónimosklooster (inmiddels Unesco Werelderfgoed) in Lissabon, van het opkalefateren van een fontein op de Bloemgracht tot het plaatsen van een grafsteen op Zorgvlied. Niet alleen kunnen Snoeps handen het, evenmin zit hij verlegen om de achterliggende geschiedkundige kennis. “Ik pak geen dingen aan waar ik niet achtersta,” zegt Snoep. “Ik ga nooit voor snel resultaat. Ik bekijk dingen alsof ik de eigenaar ben, nooit commercieel. Ik werk met het verleden, voor de toekomst.”
GELEERD VAN HILDO KROP
Vanwege zijn vijftigste sterfdag is 2020 uitgeroepen tot Hildo Kropjaar, al zijn de vieringen om bekende redenen behoorlijk in het water gevallen. Hildo Krop (1884-1970) werd geboren als bakkerszoon in Steenwijk en volgde een banketbakkersopleiding, maar maakte via cursussen en studies in Londen, Berlijn, Rome en Parijs naam als tekenaar, beeldhouwer en houtsnijder. Later bekwaamde hij zich in keramiek, boekomslagen en plastieken.
Na de voltooiing van het Scheepvaarthuis aan de Prins Hendrikkade, waarop en -in vele beeldhouwwerken en reliëfs van Krop te zien zijn, werd hij benoemd tot stadsbeeldhouwer. De dan inmiddels overtuigd communistische Krop stortte vervolgens een lawine aan beelden uit over de Amsterdamse bruggen – de Vierwindstrekenbrug aan de Admiralengracht is een prachtig voorbeeld van zijn werk.
In de villa Rams Woerthe in Steenwijk is sinds 2007 het Instituut Collectie Krop gevestigd, een klein Kropmuseum. De artiest zelf ligt begraven op Zorgvlied.
Hildo Krop had een grote schare aan leerlingen. Een van hen was Hans ‘t Mannetje, die op zijn beurt weer de leermeester werd van Tobias Snoep.
© DYLAN VAN EIJKEREN – PAROOL 24 12 2020